De vloamse Trine

Ontstaan

Ontstaan De vloamse Trine

Cafe De vloamse trine opent de deuren als opvolger van de vuurmolen

Het heeft langer geduurd dan verwacht – ook hier was corona weer de spelbreker – maar uiteindelijk keren de sfeer en de ambiance terug op het Brugse Kraanplein. Nadat in 2016 het legendarische café De Vuurmolen de deuren sloot opent vandaag café De vloamse Trine om de Bruggeling en iedereen opnieuw welkom te heten.

Weinig cafés in Brugge die zo bekend waren als indertijd De Vuurmolen op het Kraanplein. Vandaag stroomt in het café eindelijk weer bier uit de tapkranen, maar dan wel onder de naam “De vloamse Trine” en in een volledig gerenoveerd pand. Horeca-ondernemer Liesbeth De Reyghere, bekend van café en restaurant Cambrinus in de Philipstockstraat, was vastberaden om opnieuw leven in de zaak te blazen toen ze het pand in 2018 overnam. Een nieuwe naam, een nieuw concept maar met hetzelfde doel als vroeger: een gezellige ontmoetingsplaats aanbieden waar iedereen zich thuisvoelt.
Liesbeth De Reyghere: “De Vuurmolen was een café waar jong en oud, Bruggeling of mensen van ver daarbuiten allemaal samenkwamen. Met De vloamse Trine willen we net hetzelfde doen. We deden daarvoor inspiratie op bij de Nederlandse smartlapkroegen. Niets is zo verbindend en overstijgt generaties zoals het Nederlandstalige Levenslied. Dit is iets wat volgens ons echt nog ontbrak in Brugge, we denken dat het concept zal aanslaan.

 

Het mooiste meisje van de streek

Het nieuw concept komt tot leven in een vernieuwd pand. Niet alleen heeft de buitengevel een nieuwe kleur, namelijk Brugs rood, maar ook langs binnen is alles volledig gerenoveerd. De grote blikvanger vlakbij de toog is het melkvenster met daarop Koning Cambrinus. Volgens de legende was Cambrinus een knappe jongeman die alle vrouwenharten sneller liet slaan, behalve dat van Flandrine. Zij was het mooiste meisje van de streek en Cambrinus gaf zijn ziel aan de duivel om toch maar haar hart te kunnen winnen.
De Reyghere: “Het melkvenster draagt bij tot de kwalitatieve uitstraling van ons hele interieur. We Zijn ook zeer trost op de nieuwe toog die maar liefst twaalf topkranen telt. Brouwerij Alken-Maes investeert mee en installeerde drie grote tanks van elk 500 liter waardoor vers bier altijd verzekerd is. Daarnaast hebben we bewust gekozen om in het pand extra ruimte te creëren. Zo is er op de eerste verdieping voortaan plaats voor 70 gasten, een verdubbeling van de capaciteit in vergelijking met De Vuurmolen. Overal hangen televisieschermen zodat we muziekvideo’s kunnen afspelen. De gemeente heeft bovendien het Kraanplein nog maar pas heraangelegd. in plaats van parkeerplekken is er nu meer groen. Het volledige plaatje klopt.

terug naar de roots

Met de opening van De vloamse Trine is voor Liesbeth De Reyghere de cirkel nu helemaal rond. “Alle drie de kinderen kozen ervoor om samen met mij in de horeca aan de slag te gaan. Kim is leidinggevende in De vloamse Trine, Tine in het restaurant Cambrinus en Nathan beheert het café. Bovendien is deze locatie voor mij echt een terugkeer naar mijn roots. Als tiener had ik hier mijn eerste baantje en ging ik aan de” slag in het Kraantje, een café van Jan Lansoght indertijd. En het is duidelijk, sindsdien heeft de horeca-microbe mij niet meer losgelaten.

De legende van Cambrinus en de duivel...

Lang geleden woonde in Brugge een arme wees die leerling-glasblazer was, Cambrinus. Hij was smoorverliefd op de dochter van zijn meester, Flandrine. De mooie en hooghartige Flandrine keek niet naar hem om.

Op een dag zei hij haar zonder omwegen dat hij van haar hield.

Maar Flandrine antwoordde: “Jij, wil je me hebben arme schooier? ik trouw alleen met een meester, net zoals mijn vader en mijn grootvader zijn. Voordat ik met je zou willen trouwen, zou je minstens een kroon moeten dragen.” Hij was radeloos.

“Als ik geen glasblazer kan worden, dan moet ik het maar als straatmuzikant proberen”, dacht hij. Maar als de minachtende Flandrine in de buurt kwam veranderde zijn mooie vioolspel in een afschuwelijk gekrijs, zodat de dansende mensen hem uitlachen. Cambrinus schaamde zich zo vreselijk dat hij besloot een einde aan zijn ongelukkige leven te maken. Net toen hij de strop om zijn hals legde, stond daar plots, beneden aan de trap, een vreemde man op bokkenpoten. op zijn hoofd stonden kleine hoorntjes, uit zijn broek stak een lange staart en op zijn rug had hij vreemde vleugels… de gevleugelde duivel.

Wanhopig riep Cambrinus: “Zelfs mijn ziel zou ik willen geven als Flandrine maar van mij zou houden.”

“Goed dan!” zei de duivel, “als je geen geluk hebt in de liefde, dan zal je gelukkig zijn in het spel. Waar je ook speelt, zal je winnen. Maar op één voorwaarde: je moet mij je ziel geven. Over dertig jaar kom ik die halen.” Cambrinus kwam van de trap af en stak zijn rechterhand uit: “Afgesproken!”

Vanaf die dag ging het hem echt voor de wind. Eerst probeerde hij zijn geluk in het boogschieten, gokken en kaartspelen. Op korte tijd won hij duizenden dukaten en werd al gauw stinkend rijk. “Nu ik rijk genoeg ben, wil Flandrine misschien met mij trouwen…” dacht hij.

“Je geld kun je houden,” lachte Flandrine trots, “ik zeg je nog eens, bij al je rijkdom zal je eerst nog een hertogs- of koningskroon moeten dragen! Als je die hebt, kun je terugkomen!”

“Goed”, zei de duivel, “ik zal je iets geven waardoor je haar zal vergeten.” De duivel wees naar een rij hoge palen, waar onbekende planten omheen groeiden.

“Wat is dat?” vroeg Cambrinus.

“Dat zijn hopplanten, die jou van je ongelukkige liefde kunnen verlossen.” antwoordde de duivel. De duivel nam hem mee naar een brouwerij waar heerlijk bier werd gebrouwen. Hij nam eerst een slokje en dronk daarna het glas in één teug leeg. “Wat zeg je ervan?” vroeg de duivel, “ben je tevreden?”

“Ik ben tevreden”, zei Cambrinus, “maar zeg me ook hoe ik de mensen die me uitlachten, kan betaald zetten!”

De gevleugelde duivel begon te lachen en zei: “Speel op je viool! Als je speelt, zal iedereen net zo lang blijven dansen tot je ermee ophoudt.”

Cambrinus was geweldig blij: “Nu zal er niets meer aan mijn geluk ontbreken. bedankt, duivel!”

Cambrinus trok met zijn vaten vers gebrouwen bier naar de jaarmarkt. Hij speelde viool zodat de mensen onbedaarlijk begonnnen te dansen. Ze kregen een vreselijke droge keel en riepen: “Drinken, drinken!” Iederen vond het bier heerlijk. Ze riepen eenstemmig: “Nog meer! Nog meer”

Zo werd Cambrinus in één nacht beroemd. Het succes van zijn zeldzame drank ging als een lopend vuurtje door het land. De mensen noemden hem de ‘koning van het bier’. Sinds hij de toverdrank van de hop dronk, ging zijn liefdesverdriet langzaam maar zeker over en vergat hij Flandrine helemaal.

Nu begon Flandrine zelf verdriet te krijgen. Ze had er stiekem op gehoopt dat hij haar toch nog zou komen halen, maar hij zat achter de tafel met de gevulde bierglazen voor zich maar hij herkende haar niet meer.

Flandrine bleef tot aan haar dood alleen, vol spijt en berouw.

Maar Cambrinus had nergens meer spijt van. Hij zorgde alleen nog maar voor zijn veld van hopplanten en zijn brouwerij. Aan de gevleugelde duivel dacht hij allang niet meer.

Maar toen de dertig jaren voorbij waren, stond de duivel plotseling weer voor Cambrinus. Kijk eens wie we daar hebben, de duivel,” lachte Cambrinus, en hij begon op de viool te spelen. Nauwelijks hoorde de duivel de muziek of hij begon, zonder het zelf te willen, onbedaarlijk te dansen. “Hou op, Cambrinus,” riep de duivel, maar Cambrinus hield niet op en de duivel moest verder dansen. “Hou op, Cambrinus, je hoeft je belofte niet na te komen!”

En zo werd Cambrinus in alle rust en vrede bijna honderd jaar. Tot aan zijn dood brouwde hij zijn bier en speelde hij op zijn viool.

Op de hoek van het huis in de Philipstockstraat, waar hij woonde, heeft men toen een beeld van hem geplaatst. En de gevleugelde duivel?… Diens beeltenis heeft men ook in de gevel gezet. Kijk maar eens omhoog als je er voorbij komt. Hij staat helemaal in de top van de gevel.

devloamsetrine 200x200

500L vers tankbier